ECLI:NL:HR:1999:AA3810

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34951
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Korthals Altes
  • A. Zuurmond
  • M. Pos
  • H. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vermogensbelasting en economische eigendom van onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van belanghebbende X, woonachtig in België, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1993, waarbij een binnenlands vermogen van f 3.125.000,-- was vastgesteld. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld dat berustte op de opvatting dat de waarde in het economische verkeer van de juridische eigendom van onroerende zaken nihil zou zijn, indien de economische eigendom volledig bij derden berust en deze derden op elk gewenst moment zonder vergoeding de juridische eigendom kunnen overdragen. De Hoge Raad verwierp deze opvatting en stelde dat de stelling dat de waarde in het economische verkeer nihil is, in het algemeen niet kan worden aanvaard. De omstandigheden van het geval rechtvaardigen geen ander oordeel, en het middel faalde derhalve.

De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door vice-president Stoffer en de raadsheren Korthals Altes, Zuurmond, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle.

Uitspraak

Nr. 34.951
8 december 1999
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (België) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 26 november 1998 betreffende de aan hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag in de vermogensbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag vermogensbelasting opgelegd naar een binnenlands vermogen van f 3.125.000,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel berust op de opvatting dat voor de toepassing van artikel 9, lid 1, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 de waarde in het economische verkeer van de juridische eigendom van onroerende zaken waarvan de “economische eigendom” volledig bij derden berust, nihil bedraagt indien die derden zonder enige vergoeding aan de juridische eigenaar op elk door die derden gewenst moment levering van de juridische eigendom kunnen bewerkstelligen.
3.2. Die opvatting kan echter niet als juist worden aanvaard. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 23 december 1992, nr. 28536, BNB 1993/78, heeft overwogen, kan de stelling dat de waarde in het economische verkeer van onroerende zaken waarvan het economische belang niet de juridische eigenaar aangaat, nihil is, in haar algemeenheid niet als juist worden aanvaard. De omstandigheid dat de economische eigenaar op elk door hem gewenst moment zonder enige vergoeding levering van de juridische eigendom kan bewerkstelligen, brengt niet mee dat voormelde stelling wèl opgaat. Van bijzondere omstandigheden, die in dit geval een ander oordeel zouden rechtvaardigen, blijkt niet uit de uitspraak van het Hof of de stukken van het geding dat zij zich hebben voorgedaan of door belanghebbende zijn aangevoerd.
3.3. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 december 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Korthals Altes, Zuurmond, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.