ECLI:NL:HR:1999:AA3809
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Hammerstein
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot werkkamergebruik
Op 8 december 1999 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende, een zelfstandig taxateur, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 36.549,--. De Inspecteur had de aanslag gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van de belanghebbende.
In cassatie werd vastgesteld dat de belanghebbende in 1996 een WAO-uitkering ontving van f 43.028,-- en daarnaast een winst van f 4.632,-- uit haar zelfstandige beroep. De belanghebbende had kosten voor een werkkamer in haar woning opgevoerd, maar het Hof oordeelde dat de kosten niet aftrekbaar waren op basis van artikel 8b, lid 1, letter a, sub 1° van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de gemachtigde van de belanghebbende had moeten begrijpen dat de werkkamer niet als kantoorruimte kon worden aangemerkt.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van de belanghebbende. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van oordelen door het Hof en de rol van de gemachtigde in belastingzaken.