ECLI:NL:HR:1999:AA3798
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Neleman
- M. de Savornin Lohman
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van een in Suriname geboren persoon
In deze zaak verzocht verzoekster, geboren op 27 augustus 1975 in Paramaribo, de Rechtbank te 's-Gravenhage om vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek was gebaseerd op de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname. De verzoekster stelde dat haar nationaliteit tot haar 23e jaar wordt bepaald door deze overeenkomst en dat zij pas tussen haar 18e en 23e jaar een zelfstandige keuze kan maken. De Rechtbank wees het verzoek af op 4 november 1998, waarna verzoekster in cassatie ging.
De Hoge Raad beoordeelde de zaak en concludeerde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat verzoekster de Surinaamse nationaliteit had verkregen, omdat haar vader op 17 augustus 1978 voor de Surinaamse nationaliteit had geopteerd. De Hoge Raad oordeelde dat de bepalingen van de Toescheidingsovereenkomst niet in strijd zijn met het Verdrag inzake de rechten van het kind, en dat de Rechtbank de juiste overwegingen had gemaakt bij haar beslissing. De Hoge Raad verwierp het beroep van verzoekster, waarbij werd vastgesteld dat de omstandigheden die verzoekster aanvoerde niet voldoende waren om haar verzoek te onderbouwen.
De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan op 29 oktober 1999, waarbij de vice-president Mijnssen als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren Neleman en De Savornin Lohman. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer Heemskerk.