ECLI:NL:HR:1999:AA3797
Hoge Raad
- Cassatie
- M. Martens
- A. Heemskerk
- F. Herrmann
- J. Fleers
- K. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het verschoningsrecht van vertrouwensartsen in zaken van kindermishandeling
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door een vertrouwensarts, hier aangeduid als verzoeker, tegen een beschikking van het Gerechtshof. De zaak betreft een verzoek van de dochter en zoon van verzoeker om een voorlopig getuigenverhoor in te stellen in verband met vermeende onrechtmatige daden gepleegd door hun ouders. De Rechtbank te Dordrecht heeft op 10 juni 1997 het verzoek toegewezen, maar verzoeker heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht tijdens het getuigenverhoor. De rechter-commissaris heeft dit beroep gehonoreerd, maar het Gerechtshof heeft in hoger beroep de beschikking van de rechter-commissaris vernietigd en verzoeker het recht ontzegd zich als getuige te verschonen, behalve in bepaalde gevallen die in de beschikking zijn aangegeven.
De Hoge Raad oordeelt dat het niet beslissend is of de vertrouwensarts BVA het medisch beroep uitoefent, maar of hij een beroep uitoefent op het gebied van de individuele gezondheidszorg. De Hoge Raad stelt vast dat de vertrouwensarts BVA niet onder de Wet BIG valt en dat hij niet gebonden is aan het medisch beroepsgeheim. Dit betekent dat hij zich niet kan beroepen op het verschoningsrecht in deze context. De Hoge Raad bevestigt dat de belangen van de waarheidsvinding in rechte zwaarder wegen dan de geheimhoudingsplicht van de vertrouwensarts, tenzij het gaat om de anonimiteit van niet-professionele melders. De Hoge Raad verwerpt het beroep van verzoeker en bevestigt de beslissing van het Gerechtshof.