ECLI:NL:HR:1999:AA3395
Hoge Raad
- Cassatie
- H. Haak
- A. Corstens
- M. Orie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor poging tot diefstal met braak en inklimming
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor poging tot diefstal. De verdachte, geboren in 1963, werd door het Hof veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en moest dertig uren onbetaalde arbeid verrichten. Dit vonnis volgde op een eerder vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Groningen, dat op 8 augustus 1997 was gewezen. De verdachte stelde in cassatie dat het Hof ten onrechte het verweer had verworpen dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat de dwangmiddelen te laat zouden zijn toegepast. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet gehouden was om ambtshalve de rechtmatigheid van het bewijs te onderzoeken, en dat het verweer van de verdachte niet op de juiste wijze was onderbouwd. De Hoge Raad concludeerde dat het middel in al zijn onderdelen faalde en verwierp het beroep. De uitspraak werd gedaan op 23 november 1999 door de vice-president H. Haak, samen met de raadsheren A. Corstens en M. Orie, in aanwezigheid van griffier Bakker.