ECLI:NL:HR:1999:AA3375
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- H. Herrmann
- A. van der Putt-Lauwers
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontslag op staande voet en verduistering van gelden door werknemer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arbeidsconflict tussen [eiser] en Escom B.V. [eiser] was in dienst bij Escom en werd op 23 augustus 1994 op staande voet ontslagen wegens vermeende verduistering van gelden. [eiser] stelde dat het ontslag nietig was en vorderde onder andere betaling van zijn loon en vakantietoeslag. Escom voerde in reconventie aan dat [eiser] een bedrag van ƒ 56.285,90 had verduisterd, wat leidde tot een rechtszaak die begon bij de Kantonrechter te 's-Gravenhage.
De Kantonrechter oordeelde in eerste instantie dat het ontslag nietig was en veroordeelde Escom tot betaling van het loon aan [eiser]. Escom ging in hoger beroep bij de Rechtbank, die de zaak anders beoordeelde. De Rechtbank stelde vast dat het geding in conventie was geschorst vanwege het faillissement van Escom, maar dat de procedure in reconventie kon doorgaan. De Rechtbank oordeelde dat [eiser] zich opzettelijk de bedragen had toegeëigend die hij had moeten afstorten bij de Rabobank, en dat de reconventionele vordering van Escom in beginsel toewijsbaar was.
In cassatie werd het oordeel van de Rechtbank bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de middelen in het principale beroep faalden. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest bevestigt de verantwoordelijkheid van werknemers voor het correct afhandelen van geldstromen en de gevolgen van verduistering in een arbeidsrelatie.