ECLI:NL:HR:1999:AA2923
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- W. Hammerstein
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 augustus 1996, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 500.000,-- voor het jaar 1990. Later werd deze navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd verhoogd naar f 1.676.350,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd procent. De Inspecteur verleende geen kwijtschelding voor deze verhoging.
Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de navorderingsaanslag verminderde tot een belastbaar inkomen van f 1.376.350,-- en volledige kwijtschelding van de verhoging verleende. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen van cassatie. Het eerste middel richt zich tegen een onderdeel van de uitspraak van het Hof en stelt dat een partij een getuige die vreest voor strafrechtelijke vervolging buiten aanwezigheid van de wederpartij door de rechter kan laten horen. De Hoge Raad verwerpt deze opvatting als onjuist, omdat dit niet verenigbaar is met de wet. Ook het verzoek van belanghebbende om getuigen anoniem te horen, faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.
De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.