ECLI:NL:HR:1999:AA2909
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Pos
- M. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de rol van de Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 20 oktober 1998. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van f 167.700,--, opgelegd aan belanghebbende naar aanleiding van de verkrijging van de economische eigendom van drie onroerende zaken. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de argumenten van belanghebbende, die aanvoert dat de verkrijging van economische eigendom het gevolg zou zijn van een schriftelijke overeenkomst die op 31 maart 1995 bestond. Het Hof had echter terecht vastgesteld dat dit niet was aangetoond, en dat de verkrijging op grond van artikel 2, lid 1, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer onderhevig was aan de heffing van overdrachtsbelasting.
Belanghebbende herhaalt in cassatie haar betoog dat zij op basis van uitlatingen van de Staatssecretaris van Financiën vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat andere vormen van bewijs volstaan. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit betoog terecht heeft verworpen, omdat de Staatssecretaris in deze context optrad als medewetgever en niet in zijn uitvoerende rol. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.