ECLI:NL:HR:1999:AA2908
Hoge Raad
- Cassatie
- Pos
- Monné
- Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en toepassing studenten- en scholierenregeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 15 oktober 1998, betreffende een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994, bedroeg f 30.490,-- en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
In cassatie herhaalt belanghebbende zijn betoog dat de naheffingsaanslag vernietigd moet worden omdat de studenten- en scholierenregeling, zoals opgenomen in artikel 22a van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990, ten onrechte buiten toepassing is gelaten. De Hoge Raad oordeelt echter dat de betrokken werknemers geen Loonbelastingverklaring hebben ingeleverd en niet hebben aangegeven dat de regeling op hen van toepassing was. Dit is een voorwaarde voor toepassing van de regeling, zoals in de wet is vastgelegd. De Hoge Raad concludeert dat de Inspecteur terecht de regeling buiten toepassing heeft gelaten.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het niet discriminerend is om de regeling niet toe te passen op werknemers die niet hebben aangegeven dat het kwartaal als loontijdvak kan worden aangemerkt. De klachten van belanghebbende kunnen daarom niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen en verwerpt het beroep.