ECLI:NL:HR:1999:AA2889

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34595
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Pos
  • W. Beukenhorst
  • A. Monné
  • M. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof over legesheffing gemeente ’s-Gravenhage

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 9 juli 1998, waarin de legesheffing door de gemeente ’s-Gravenhage werd bevestigd. De leges, die oorspronkelijk waren vastgesteld op f 5.217,-- voor de behandeling van een vergunningaanvraag op basis van de Wet milieubeheer, werden na bezwaar verlaagd tot f 4.157,-- door de Directeur der Gemeentebelastingen. X ging in beroep tegen deze beslissing bij het Hof, dat de uitspraak van de Directeur bevestigde.

Na de uitspraak van het Hof heeft X beroep in cassatie ingesteld, waarbij hij verschillende klachten naar voren heeft gebracht. De burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage dienden een vertoogschrift in. De Hoge Raad vroeg om aanvullende informatie van de Gemeentesecretaris over de inwerkingtreding van een relevante verordening, waarop een antwoord volgde.

De Hoge Raad beoordeelde de klachten van X en concludeerde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot belangrijke rechtsvragen die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Tevens werd er geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van X. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door vice-president A. Stoffer en de raadsheren J. Pos, W. Beukenhorst, A. Monné en M. Kop, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 9 juli 1998 betreffende de van hem geheven leges.
1. Heffing, bezwaar en geding voor het Hof
Van belanghebbende is bij nota van 20 maart 1995 terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, lid 1, van de Wet milieubeheer, door de gemeente ’s-Gravenhage een bedrag van f 5.217,-- aan leges geheven, welk bedrag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Directeur der Gemeentebelastingen van de gemeente ’s-Gravenhage is verminderd tot een bedrag van f 4.157,--.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Directeur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd.
Burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage hebben een vertoogschrift ingediend.
Bij brief van de griffier van de Hoge Raad van 9 juni 1999 zijn inlichtingen gevraagd aan de Gemeentesecretaris van de gemeente ’s-Gravenhage betreffende de inwerkingtreding van de verordening van 25 november 1993 tot wijziging van de Legesverordening 1971. Daarop is geantwoord bij brief ingekomen bij de Hoge Raad op 2 juli 1999.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Pos, Beukenhorst, Monné en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.