ECLI:NL:HR:1999:AA2888
Hoge Raad
- Cassatie
- Z. Zuurmond
- A. Pos
- J. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 3 juli 1998 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994, die op 31 mei 1995 aan belanghebbende werd opgelegd. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde hem niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van bezwaar. Dit bezwaar was gedateerd op 11 mei 1997 en werd op 14 mei 1997 door de Inspecteur ontvangen. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.
Belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een vertoogschrift in. Het Hof had vastgesteld dat de termijn voor het indienen van bezwaar was verstreken voordat het bezwaarschrift was ontvangen. Het Hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht rechtvaardigden. Dit oordeel werd in cassatie niet bestreden en de Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting had gegeven. Ook de opvatting van belanghebbende dat een latere uitleg van de Hoge Raad over de toepassing van het recht als een omstandigheid kon gelden, werd verworpen.
De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof feitelijk van aard was en niet onbegrijpelijk, waardoor er in cassatie geen grond was voor klachten. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk werd het beroep in cassatie verworpen op 22 september 1999, vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter en de raadsheren Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle.