ECLI:NL:HR:1999:AA2887
Hoge Raad
- Cassatie
- De Moor
- Van Vliet
- Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van naheffingsaanslag omzetbelasting door Stichting Woningbouw A
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van Stichting Woningbouw A tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 maart 1995, zonder verhoging. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een bedrag van ƒ 745.150,--. Stichting Woningbouw A is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
Na de uitspraak van het Hof heeft Stichting Woningbouw A beroep in cassatie ingesteld en een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft op 16 juli 1999 een vertoogschrift ingediend, maar dit stuk werd te laat ingediend, waardoor het niet in aanmerking werd genomen. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is als het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van Stichting Woningbouw A verworpen. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer De Moor als voorzitter, samen met de raadsheren Van Vliet en Hammerstein, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.