ECLI:NL:HR:1999:AA2886

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34750
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • De Moor
  • Van Vliet
  • Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Woningstichting A inzake teruggaaf van omzetbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de stichting Woningstichting A tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 september 1998. Het betreft een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 maart 1995, ter hoogte van ƒ 3.384.192. De Inspecteur heeft dit verzoek bij beschikking van 15 april 1996 afgewezen. Na bezwaar tegen deze beschikking heeft de Inspecteur zijn beslissing gehandhaafd, waarna Woningstichting A in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.

Woningstichting A heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft op 16 juli 1999 een vertoogschrift ingediend, maar dit werd te laat ingediend, waardoor het niet in behandeling werd genomen. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van Woningstichting A verworpen. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer De Moor als voorzitter, samen met de raadsheren Van Vliet en Hammerstein, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de stichting Woningstichting A te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 september 1998 betreffende na te melden beschikking inzake teruggaaf van omzetbelasting.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbendes verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 maart 1995 tot een bedrag van ƒ 3.384.192-- is door de Inspecteur bij beschikking van 15 april 1996 afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard en de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld.
Op 16 juli 1999 is een vertoogschrift ingekomen van de Staatssecretaris van Financiën. Dit stuk is zozeer te laat ingediend dat erop geen acht wordt geslagen.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (Hoge Raad 28 april 1999, 34016, Vakstudie Nieuws 1999, blz. 2177).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer De Moor als voorzitter en de raadsheren Van Vliet en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.