ECLI:NL:HR:1999:AA2881
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Pos
- A. Beukenhorst
- J. Monné
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslag
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van X, die optreedt als gemachtigde van Y, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak betreft de aan Y opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De Hoge Raad heeft op 4 maart 1999 een verzoek gedaan aan de griffier om binnen vier weken een schriftelijke machtiging over te leggen, maar deze is niet ingediend. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de gemachtigde van Y heeft verzocht om de benodigde machtiging, maar dat deze niet is nagekomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep in cassatie niet kan worden behandeld, omdat de vereiste formaliteiten niet zijn vervuld. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De beslissing van de Hoge Raad is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, samen met de raadsheren Beukenhorst en Monné. De uitspraak is in het openbaar gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier Bolle. De Hoge Raad heeft daarmee de zaak afgesloten zonder inhoudelijke beoordeling van de belastingaanslag zelf, maar enkel op basis van procesrechtelijke gronden.