ECLI:NL:HR:1999:AA2880

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35096
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Pos
  • A. Beukenhorst
  • J. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X, die optreedt als gemachtigde van Y, tegen een uitspraak van het Gerechts-hof te Amsterdam van 18 december 1998. De zaak betreft de aan Y opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

De Griffier van de Hoge Raad heeft op 4 maart 1999 een aangetekende brief gestuurd naar de gemachtigde, waarin verzocht werd om binnen vier weken een schriftelijke machtiging over te leggen. De gemachtigde, Haddad, heeft echter niet voldaan aan dit verzoek. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard moet worden.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Hoge Raad heeft op 22 september 1999 het arrest vastgesteld, waarbij de raadsheer Pos als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Beukenhorst en Monné. De uitspraak is in het openbaar gedaan, met de waarnemende griffier Bolle aanwezig.

Uitspraak

gezien op het beroep in cassatie van X te Z (volgens het beroepschrift als gemachtigde van Y te Z) tegen de uit-spraak van het Gerechts-hof te Amsterdam van 18 december 1998 betreffen-de de aan genoemde Y voor het jaar 1995 opgelegde aan-slag in de inkomsten-be-lasting/ premie volksverzekeringen.
1.Beoordeling van de ontvankelijk-heid van het beroep in cassatie
Bij aangetekende brief van 4 maart 1999 heeft de Griffier van de Hoge Raad genoemde Haddad verzocht binnen vier weken na dagtekening van die brief een schriftelijke machtiging over te leggen.
Deze is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2.Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwe-zig voor een veroorde-ling in de proces-kosten als bedoeld in arti-kel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belas-tingzaken.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ont-vankelijk.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzit-ter, en de raads-heren Beukenhorst en Monné, in tegen-woordig-heid van de waar-ne-mend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.