ECLI:NL:HR:1999:AA2879
Hoge Raad
- Cassatie
- Pos
- Beukenhorst
- Monné
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X, die optreedt als gemachtigde van Y, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 december 1998. De zaak betreft de aan Y opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De Hoge Raad heeft op 4 maart 1999 een verzoek gedaan aan de griffier om binnen vier weken een schriftelijke machtiging over te leggen, maar deze is niet ingediend. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is.
De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De beslissing van de Hoge Raad is op 22 september 1999 vastgesteld door raadsheer Pos als voorzitter, samen met raadsheren Beukenhorst en Monné, en is in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van de juiste documenten en machtigingen in cassatieprocedures, en bevestigt dat het niet voldoen aan deze vereisten kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Dit arrest is relevant voor toekomstige zaken waarin de ontvankelijkheid van cassatie aan de orde is.