ECLI:NL:HR:1999:AA2877

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35011
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Pos
  • A. Beukenhorst
  • J. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie dat is ingediend door X, die optreedt als gemachtigde van Y, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak betreft de aan Y opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De Hoge Raad heeft op 22 september 1999 de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

De Griffier van de Hoge Raad heeft op 4 februari 1999 een verzoek gestuurd aan de gemachtigde om binnen vier weken een schriftelijke machtiging over te leggen. Deze machtiging is echter niet tijdig overgelegd, waardoor de Hoge Raad heeft besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de Hoge Raad niet ingaat op de inhoudelijke bezwaren van de gemachtigde tegen de uitspraak van het Gerechtshof.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De beslissing van de Hoge Raad is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer Pos als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Beukenhorst en Monné, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle.

Uitspraak

gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z (volgens het beroepschrift als gemachtigde van Y te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 november 1998 betreffende de aan genoemde Y voor het jaar 1995 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Bij aangetekende brief van 4 februari 1999 heeft de Griffier van de Hoge Raad genoemde Haddad verzocht binnen vier weken na dagtekening van die brief een schriftelijke machtiging over te leggen.
Deze is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2.Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.