ECLI:NL:HR:1999:AA2876

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35010
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Pos
  • Beukenhorst
  • Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X, gemachtigde van Y, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 november 1998. De zaak betreft de aan Y opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De Hoge Raad heeft op 4 februari 1999 een verzoek gedaan aan de griffier om binnen vier weken een schriftelijke machtiging over te leggen, maar deze is niet ingediend. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak ook de proceskosten besproken. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten volgens artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Dit betekent dat de kosten die gemaakt zijn in het kader van deze procedure niet verhaald zullen worden op de andere partij.

De beslissing van de Hoge Raad is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, samen met de raadsheren Beukenhorst en Monné. De uitspraak is in het openbaar gedaan, waarbij ook de waarnemend griffier Bolle aanwezig was. De Hoge Raad heeft dus besloten dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld zal worden.

Uitspraak

gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z (volgens het beroepschrift als gemachtigde van Y te Z) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 november 1998 betreffende de aan genoemde Y voor het jaar 1995 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Bij aangetekende brief van 4 februari 1999 heeft de Griffier van de Hoge Raad genoemde Haddad verzocht binnen vier weken na dagtekening van die brief een schriftelijke machtiging over te leggen.
Deze is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2.Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.