ECLI:NL:HR:1999:AA2868

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34825
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • P. Pos
  • A. Beukenhorst
  • M. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van A BV tegen naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A BV tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 16 september 1998. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen die aan A BV was opgelegd over het tijdvak van 1 juni 1993 tot en met 31 december 1994. De naheffingsaanslag bedroeg f 358.188,--, met een verhoging van 100 procent van de nageheven belasting. De Inspecteur heeft echter besloten om deze verhoging tot 75 procent kwijt te schelden. A BV heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag en bevestigde het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding.

A BV ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag handhaafde zoals deze ambtshalve door de Inspecteur was verminderd tot f 223.326,--. Tegen deze uitspraak heeft A BV cassatie ingesteld en twee middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van A BV verworpen. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A BV tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 16 september 1998 betreffende de aan haar opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 juni 1993 tot en met 31 december 1994 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van f 358.188,-- enkelvoudige belasting en premie volksverzekeringen met een verhoging van 100 percent van de nageheven belasting, welke verhoging bij besluit van de Inspecteur tot op 75 percent is kwijtgescholden. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag gehandhaafd en het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding bevestigd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, waarna de Inspecteur de aanslag ambtshalve heeft verminderd tot een bedrag van f 223.326,-- aan enkelvoudige belasting en premie volksverzekeringen met het besluit geen verdere kwijtschelding te verlenen.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag gehandhaafd zoals deze ambtshalve door de Inspecteur was verminderd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.