gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (België) tegen de uitspraak van het Ge-rechts-hof te ‘s-Gravenhage van 4 juni 1998 betreffende na te melden aan-slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 109.047,--, welke aanslag, na daar-tegen gemaakt bezwaar, bij uit-spraak van de In-spec-teur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uit-spraak in be-roep ge-ko-men bij het Hof, dat deze uit-spraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f 79.047,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uit-spraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift zich beroepen op niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep en voorts dat beroep bestreden.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De uitspraak van het Hof is blijkens de daarop voorkomende stempelafdruk op 4 juni 1998 aangetekend aan partijen verzonden, zodat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie eindigde op 16 juli 1998. Het beroepschrift in cassatie is per fax op de griffie van de Hoge Raad binnengekomen op 16 juli 1998 en diezelfde dag doorgefaxt naar de griffie van het Hof. Een en ander in aanmerking genomen is belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep in cassatie.
4. Beoordeling van de klachten
4.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur terecht de volgende correcties heeft aangebracht op de door belanghebbende aangegeven winst uit onderneming van f 6.006,--: huisvestingskosten ten bedrage van
f 2.000,--, provisiekosten ten bedrage van f 5.962,-- en valutaverliezen ten bedrage van f 28.852,--. Het Hof heeft in navolging van de Inspecteur in belanghebbendes winst uit onderneming voorts begrepen een bedrag van f 68.000,--, dat voortvloeit uit de in 3.3 van zijn uitspraak weergegeven vermogensvergelijking (hierna: de vermogensvergelijking).
4.2. Bij de vermogensvergelijking is uitgegaan van de door belanghebbende aangegeven winst ten bedrage van f 6.006,--. Als gevolg van de correcties huisves- tingskosten en provisiekosten, die zijn aangebracht omdat – kort gezegd – niet aannemelijk is dat de desbetreffende kosten zijn gemaakt, moet worden aangenomen dat de bestedingsruimte van belanghebbende dienovereenkomstig hoger was dan in de vermogensvergelijking is aangenomen op grond van de door belanghebbende aangegeven winst uit onderneming. Aan de correctie valutaverliezen kan die gevolgtrekking niet worden verbonden, aangezien door het Hof is aangenomen dat die verliezen wel zijn geleden, maar niet in het kader van belanghebbendes onderneming.
4.3. Uit het in 4.2 overwogene volgt dat het Hof, na correctie van de aangegeven winst met huisvestingskosten ten bedrage van f 2.000,-- en provisiekosten ten bedrage van f 5.962,--, uitgaande van de juistheid van de vermogensvergelijking, van het daaruit voortvloeiende bedrag niet meer dan f 68.000,-- minus (f 2.000,-- plus f 5.962,--) ofwel f 60.038,-- in belanghebbendes winst uit onderneming had mogen begrijpen. De bijtelling op grond van de vermogensvergelijking wordt in de klachten in zoverre terecht bestreden.
4.4. De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.5. Gelet op het in 4.3 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
5. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten;
vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 71.085,--;
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van
f 315,--;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 2.130,-- voor beroeps-matig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 8 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Van Vliet als voorzitter en de raadsheren Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.