ECLI:NL:HR:1999:AA2832
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Beukenhorst
- M. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 24 juni 1998. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij aan belanghebbende een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 131.521,--. Na bezwaar is deze aanslag door de Inspecteur verminderd tot f 119.021,--. Belanghebbende is in beroep gegaan tegen deze uitspraak van de Inspecteur bij het Hof, dat de uitspraak heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 10 maart 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken.