ECLI:NL:HR:1999:AA2786
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Hammerstein
- Van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake naheffingsaanslag dividendbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 juni 1997. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de dividendbelasting die aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. is opgelegd over het jaar 1992, ter hoogte van ƒ 49.904,--. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag vernietigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
In het cassatiegeding heeft de Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de argumenten van de Staatssecretaris beoordeeld, waarbij het middel betoogde dat in gevallen waarin artikel 44 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van toepassing is, het als gestort aangemerkte bedrag bij voorrang moet worden geacht te zijn aangewend als storting ter zake van het nominale bedrag van de aandelen. De Hoge Raad oordeelde dat dit betoog geen steun vindt in het genoemde artikel, waardoor het middel faalt.
Daarnaast werd betoogd dat de belastingplichtige vrij zou zijn in de toerekening van het fiscaal erkende gestorte kapitaal. De Hoge Raad concludeerde dat een eventuele keuzemogelijkheid eenmalig is en betrekking heeft op het geheel, wat betekent dat de gemaakte keuze geen gevolgen heeft voor de kwalificatie van het resterende nominale aandelenkapitaal.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van de Staatssecretaris verworpen en hem veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op ƒ 2.130,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is op 23 juni 1999 uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.