ECLI:NL:HR:1999:AA2773
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- M. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van bezwaar tegen waterschapsomslag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 december 1997. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de waterschapsomslag voor het jaar 1993 door het waterschap Gelderse Vallei en Eem. De aanslag was gebaseerd op een heffingsgrondslag van f 93.000,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Dijkgraaf en heemraden van het waterschap de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van het waterschap, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende en concludeert dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist volgens artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad constateert echter ambtshalve dat er grond is voor cassatie. De Hoge Raad stelt vast dat de waarde voor de heffing van onroerende- goedbelastingen, waarop de aanslag in de waterschapsomslag is gebaseerd, onherroepelijk is komen vast te staan, omdat belanghebbende daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Dit betekent dat het waterschap het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en die van het waterschap, verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar en gelast dat het waterschap Gelderse Vallei en Eem het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 16 juni 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Kop, en is in het openbaar uitgesproken.