ECLI:NL:HR:1999:AA2761

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32865
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • F. Fleers
  • A. Pos
  • M. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1994

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 22 november 1996, betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De belanghebbende ontving een aanslag voor een belastbaar inkomen van ƒ 69.436,--, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

In cassatie heeft de belanghebbende enkele klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad beoordeelt de klachten en komt tot de conclusie dat de klacht over het vakatiegeld faalt, omdat dit niet kan worden behandeld als een algemene onkostenvergoeding. Daarnaast wordt gesteld dat een volmacht van een waterschap niet kan worden aangemerkt als een vrijwilliger in de zin van de relevante resolutie, omdat er geen arbeid wordt verricht ten behoeve van een privaatrechtelijk lichaam. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, en dit arrest is op 12 mei 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 22 november 1996 betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 69.436,-- , welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. De klacht dat het vakatiegeld ten dele dient te worden behandeld als de algemene onkostenvergoeding van in 's Hofs uitspraak genoemde politieke ambtsdragers, faalt reeds omdat anders dan bij die ambtsdragers met betrekking tot het vakatiegeld niet, zoals voor een behandeling als vrijgestelde vergoeding noodzakelijk is, sprake is van een afzonderlijk vastgestelde kostenvergoeding (vgl. HR 13 april 1994, nr. 29.424, BNB 1994/318). 3.2. Een volmacht van een waterschap kan niet worden aangemerkt als een vrijwilliger in de zin van de Resolutie van 10 maart 1993, nr. DB 93/178, BNB 1993/160, nu hij immers geen arbeid verricht ten behoeve van een privaatrechtelijk lichaam. Reeds om die reden faalt belanghebbende's beroep op genoemde resolutie. De op zichzelf gegronde klacht dat het Hof aan dit beroep van belanghebbende ten onrechte is voorbij gegaan, kan derhalve niet tot cassatie leiden. 3.3. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten ook in zoverre niet nopen tot de beantwoording van vragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 12 mei 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.