ECLI:NL:HR:1999:AA2758

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33754
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • C. Fleers
  • A. Monné
  • M. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de voortzetting van de onderneming

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 juli 1997. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van ƒ 28.080,-- die aan belanghebbende is opgelegd naar aanleiding van de verkrijging van een onroerende zaak. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

In cassatie heeft belanghebbende een middel aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. Het Hof oordeelde dat de afstoting van de melkveesector, kort voor de verkoop van de onderneming aan belanghebbende, nauw verband hield met deze verkoop. Dit oordeel, dat feitelijk van aard is, kan in cassatie niet op zijn juistheid worden onderzocht. Het Hof heeft terecht geconcludeerd dat de onderneming van de vader niet door belanghebbende in haar geheel is voortgezet, ongeacht de stelling van belanghebbende dat de melkveesector ook zou zijn afgestoten als de onderneming niet was verkocht.

De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende verworpen en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 12 mei 1999 vastgesteld door vice-president A. Stoffer en de raadsheren J. Zuurmond, C. Fleers, A. Monné en M. Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 juli 1997 betreffende na te melden aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is terzake van de verkrijging van een onroerende zaak een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 28.080,--, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel Het Hof heeft geoordeeld dat de afstoting van de melkveesector kort voordat belanghebbendes vader de onderneming aan belanghebbende verkocht, zeer nauw verband hield met de verkoop van de resterende onderneming aan belanghebbende. Aan dit oordeel, dat als van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid kan worden onderzocht, heeft het Hof terecht de gevolgtrekking verbonden dat de onderneming van de vader niet door belanghebbende wat de bedrijfsvoering betreft in haar geheel is voortgezet. Het heeft daarbij met juistheid overwogen dat dit niet anders is indien juist zou zijn belanghebbendes stelling dat de melkveesector, omdat zulks wenselijk was, ook zou zijn afgestoten indien de onderneming niet zou zijn verkocht. De middelen falen derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 12 mei 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Monné en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.