ECLI:NL:HR:1999:AA2753
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Pos
- M. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en toepassing anoniementarief
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Stichting X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen. De naheffingsaanslag is opgelegd over het tijdvak van 1 juni 1995 tot en met 28 oktober 1995, en na bezwaar is deze verminderd tot een bedrag van f 6.257,-. De Stichting X heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep aangetekend bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
De Stichting X heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep wordt geklaagd over de toepassing van het anoniementarief, zoals vastgelegd in artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964. De Stichting X stelt dat zij wordt gestraft voor het niet nakomen van een wettelijke verplichting door haar werknemer, die zijn identiteit niet op de voorgeschreven manier heeft bekendgemaakt. Dit zou in strijd zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de sanctie disproportioneel zou zijn en de toegang tot de rechter niet gewaarborgd is.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Stichting X niet tot cassatie kunnen leiden. De toepassing van het anoniementarief op werknemers die hun identiteit niet op de juiste manier bekendmaken, levert volgens de Hoge Raad geen 'criminal charge' op in de zin van artikel 6 EVRM. De Hoge Raad bevestigt dat de werkgever de mogelijkheid heeft om de verschuldigde loonheffing tot het juiste bedrag in te houden en dat het verhaal van de naheffing op de werknemer vergelijkbare effecten heeft als de correctiemogelijkheid via de inkomstenbelasting.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep van de Stichting X. Dit arrest is op 12 mei 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Dekker-Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.