ECLI:NL:HR:1999:AA2737
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- P. Pos
- A. Beukenhorst
- M. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vermogensbelasting en ondernemingsvrijstelling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 april 1998, betreffende de aan hem opgelegde aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1996. De aanslag was vastgesteld op een vermogen van f 3.191.000,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslag heeft verminderd tot f 2.919.000,--. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende tot 30 april 1984 samen met zijn zoon een akkerbouwbedrijf heeft geëxploiteerd in maatschapsverband. Na de ontbinding van de maatschap heeft de zoon het bedrijf voortgezet en heeft belanghebbende de grond aan zijn zoon verpacht. In december 1994 heeft belanghebbende de grond aan zijn zoon verkocht, maar de koopsom is nog niet voldaan.
Het Hof heeft geoordeeld dat de ondernemingsvrijstelling van artikel 7, lid 3, letter a, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 niet van toepassing is, omdat er geen schuld is ontstaan bij en in direct verband met de overdracht van de onderneming. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het in cassatie niet verder kan worden onderzocht. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep in cassatie.
Dit arrest is op 21 april 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.