ECLI:NL:HR:1999:AA2729

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34630
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Pos
  • Beukenhorst
  • Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over waardering onroerende zaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 juli 1998. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1 te Haarlem, die door de Afdeling Financiën van de gemeente Haarlem was vastgesteld op f 177.000,--. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze beschikking werd door het Hoofd Bureau Belastingen ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Hoofd, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

In cassatie klaagt belanghebbende dat hij pas na ontvangst van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak een afschrift van het vertoogschrift heeft ontvangen. De Hoge Raad oordeelt dat de verzending van het afschrift niet heeft plaatsgevonden volgens de vereisten van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, die stipuleert dat dit per aangetekend schrijven of met ontvangstbevestiging moet gebeuren. Aangezien deze procedurele fout is gemaakt, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een hernieuwd onderzoek. De Hoge Raad oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten, en dat de vraag of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het geding voor het Hof door het verwijzingshof moet worden beoordeeld. De beslissing van de Hoge Raad is op 21 april 1999 vastgesteld en openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 juli 1998 betreffende de na te melden ten aanzien van belanghebbende genomen beschikking als bedoeld in artikel 22, lid 1, van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking van de Afdeling Financiën van de gemeente Haarlem de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a- straat 1 te Haarlem, vastgesteld op f 177.000,--. Het Hoofd Bureau Belastingen van de gemeente Haarlem (hierna: het Hoofd) heeft het door belanghebbende tegen die beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten Belanghebbende klaagt in cassatie dat hij pas na ontvangst van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak een afschrift van het bij het Hof ingekomen vertoogschrift heeft ontvangen. Op grond van het bepaalde in artikel 8, lid 4, in verbinding met artikel 2, lid 7, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, dient de verzending van een afschrift van het vertoogschrift en van de daarbij overgelegde stukken bij aangetekend schrijven - waarmede blijkens het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1991, nr. 27700, BNB 1992/81, kan worden gelijkgesteld een schrijven verzonden met ontvangstbevestiging - te geschieden. Nu uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt dat de verzending van dat afschrift aan belanghebbende niet is geschied bij aangetekend schrijven noch bij schrijven verzonden met ontvangstbevestiging, kan de uitspraak van het Hof wegens de niet-naleving van het bepaalde in evenvermelde artikelen niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek van de zaak in volle omvang. De overige klachten behoeven geen behandeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De vraag of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend, zal door het verwijzingshof worden beoordeeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, - verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, - gelast dat door het Hoofd aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--.
Dit arrest is op 21 april 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.