ECLI:NL:HR:1999:AA2690
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Brunschot
- J. Hammerstein
- P. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de leeftijdsgrens voor zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 april 1998. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 244.562,-- had. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij de Staatssecretaris van Financiën het cassatieberoep bestreed. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie, waarbij belanghebbende aanvoerde dat de leeftijdsgrens van 65 jaar voor de zelfstandigenaftrek in strijd is met artikel 26 van het IVBPR, dat discriminatie verbiedt. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit standpunt terecht had verworpen, verwijzend naar een eerder arrest van 6 juni 1990.
Daarnaast werd het tweede middel van belanghebbende verworpen, omdat het geen rechtsvragen opwierp die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk werd het beroep van belanghebbende verworpen, en het arrest werd in het openbaar uitgesproken door de raadsheren Van Brunschot, Hammerstein en Van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.