ECLI:NL:HR:1999:AA2660
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 13 maart 1998. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 215.654,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde tot een belastbaar inkomen van ƒ 214.786,--. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden in een vertoogschrift. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 17 februari 1999 vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren A. van Brunschot en M. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.