ECLI:NL:HR:1999:AA2639

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • P. Pos
  • A. Beukenhorst
  • M. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over heffing van reinigingsrechten door de gemeente Oostzaan

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 januari 1997. De zaak betreft de heffing van reinigingsrechten door de gemeente Oostzaan over het vierde kwartaal van het jaar 1993. De belanghebbende, X, kreeg een bedrag van f 51,40 aan reinigingsrechten opgelegd. Na bezwaar tegen deze heffing, handhaafden de Burgemeester en Wethouders de oorspronkelijke beslissing. Hierop heeft X beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

X heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieproces heeft de gemeente, vertegenwoordigd door de Burgemeester en Wethouders, een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van X beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van X. Dit arrest is op 3 februari 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 januari 1997 betreffende na te melden van hem over het vierde kwartaal van het jaar 1993 geheven reinigingsrechten van de gemeente Oostzaan.
1. Heffing, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is aan reinigingsrechten van de gemeente Oostzaan over het vierde kwartaal van het jaar 1993 een bedrag geheven van f 51,40, welke heffing, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van Burgemeester en Wethouders in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Burgemeester en Wethouders hebben een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 3 februari 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.