ECLI:NL:HR:1999:AA1063
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Heemskerk
- H. Herrmann
- M. van der Putt-Lauwers
- J. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over huurgeschil en schadebeperkingsplicht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen verhuurder en huurder. De verhuurder, aangeduid als eiser tot cassatie, had de huurder gedagvaard voor de Kantonrechter te Haarlem, met de eis tot betaling van huurpenningen over een bepaalde periode. De Kantonrechter had de huurder veroordeeld tot betaling van een bedrag, maar de verhuurder was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep. De Rechtbank te Haarlem bekrachtigde het vonnis van de Kantonrechter, waarop de verhuurder cassatie aantekende.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de verhuurder zijn schade had moeten beperken. De verhuurder had namelijk recht op betaling van de huur tot het einde van de huurovereenkomst, ongeacht de opzegging door de huurder. De Hoge Raad vernietigde de eerdere vonnissen en oordeelde dat de huurder een bedrag van ƒ 39.218,90 aan de verhuurder moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de huurder veroordeeld in de proceskosten van de eerdere instanties.
Deze uitspraak benadrukt de verplichting van de verhuurder om zijn schade te beperken, maar bevestigt ook dat de huurder verantwoordelijk is voor het nakomen van de huurbetalingen, zelfs bij een onregelmatige opzegging van de huurovereenkomst. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de rechten en plichten van partijen in huurgeschillen.