ECLI:NL:HR:1998:ZD1320
Hoge Raad
- Cassatie
- H. Haak
- A. Bleichrodt
- C. Corstens
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van een rechtspersoon voor overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 1998 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de verdachte, een rechtspersoon, die is veroordeeld voor overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 26, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet. De verdachte werd beschuldigd van het niet naleven van veiligheidsvoorschriften tijdens onderhoudswerkzaamheden op het dak van een gebouw, waarbij werknemers onder leiding van een voorman aan het werk waren. Het Gerechtshof had eerder het vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van tweeduizend gulden.
De Hoge Raad beoordeelde het middel van cassatie dat zich richtte tegen het oordeel van het Hof over het daderschap van de verdachte. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op juiste wijze had vastgesteld dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet. De Hoge Raad concludeerde dat de gebezigde bewijsmiddelen voldoende waren om het oordeel van het Hof te onderbouwen, en dat er geen sprake was van een verkeerde rechtsopvatting.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep, omdat er geen gronden aanwezig waren om de bestreden uitspraak te vernietigen. Dit arrest bevestigt de verantwoordelijkheid van rechtspersonen voor het naleven van veiligheidsvoorschriften en de gevolgen van het niet naleven daarvan.