ECLI:NL:HR:1998:ZD0987
Hoge Raad
- Cassatie
- H. Hermans
- A. Corstens
- M. Orie
- Rechtspraak.nl
Afstand van recht op bijstand door raadsman tijdens hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 1998 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1961 en ten tijde van de uitspraak verblijvende in de Penitentiaire Inrichting 'Nieuw Vosseveld' te Vught, had uitdrukkelijk afstand gedaan van zijn recht op bijstand door zijn raadsman tijdens de behandeling van zijn zaak in hoger beroep. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, met vernietiging van een eerder vonnis van de Politierechter.
De verdachte had op de terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij de zaak in afwezigheid van zijn raadsman wilde laten behandelen. De raadsman had echter geprobeerd om op het laatste moment aan te geven dat hij alsnog aanwezig wilde zijn, maar het Hof besloot de behandeling niet te schorsen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in redelijkheid kon aannemen dat de verdachte afstand deed van zijn recht op bijstand, en dat het Hof niet verplicht was om de reden van de afwezigheid van de raadsman te onderzoeken.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het Hof na sluiting van het onderzoek vernam dat de raadsman aanwezig had willen zijn, niet noopte tot hervatting van het onderzoek. Het Hof had terecht geoordeeld dat het onderzoek volledig was geweest, gezien de afstand van de verdachte van zijn recht op rechtsbijstand. Het cassatiemiddel werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak.