3.4 Met betrekking tot de door [eiseres] als grondslag van haar vordering gestelde onrechtmatige daad heeft het Hof vooropgesteld dat het enkele feit dat [eiseres] schade heeft geleden doordat één van de door [verweerster] getroffen voorzieningen, de verlengde spouwmuur, aanvankelijk niet deugde, niet betekent dat [verweerster] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Het Hof heeft vervolgens de vraag onder ogen gezien of [verweerster], zoals [eiseres] had betoogd, een bijzondere zorgplicht had op grond van de omstandigheden dat [verweerster] [eiseres] bij het project heeft betrokken, dat [verweerster] bij [eiseres] de verwachting heeft gewekt dat zij zonder problemen met de zonneranda's aan de slag kon en dat [eiseres] ervan mocht uitgaan dat [verweerster] deugdelijk werk zou hebben verricht. Het heeft deze vraag ontkennend beantwoord, aangezien naar zijn oordeel uit hetgeen omtrent de relatie van partijen is gebleken met name niet valt af te leiden dat op [verweerster] een speciale zorgplicht rustte om [eiseres] te behoeden voor schade door vertraging.
Bij de beoordeling van de hiertegen gerichte klachten moet ervan worden uitgegaan dat hier, ofschoon tussen partijen geen overeenkomst bestaat, wel sprake is van een feitelijke samenwerking, die onder meer hierdoor wordt gekenmerkt dat [eiseres] haar werkzaamheden slechts kon verrichten indien de, hiervoor in 3.1 onder (iii), d, vermelde, met het oog daarop door [verweerster] aan te brengen bouwkundige aanpassingen aan bepaalde haar bekende eisen voldeden. Een zodanige feitelijke samenwerking zal in beginsel meebrengen dat [verweerster] niet alleen jegens haar contractuele wederpartijen — de kopers van de woningen — maar ook op grond van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt jegens [eiseres] gehouden is de aanpassingen deugdelijk uit te voeren, waaruit voortvloeit dat zij in geval van niet-nakoming van deze verplichting de door [eiseres] dientengevolge geleden schade dient te vergoeden.
In het licht van dit een en ander heeft het Hof, overwegende als hiervoor weergegeven, onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtengang. Vooreerst is onduidelijk of het met ‘’een speciale zorgplicht’’ heeft beoogd tot uitdrukking te brengen dat aan de aansprakelijkheid van [verweerster] zwaardere eisen worden gesteld dan voortvloeit uit art. 6:162 BW en, zo ja, waarop dit dan berust. Voorts is zonder nadere motivering niet duidelijk waarom de door [eiseres] aangevoerde omstandigheden, waaronder in het bijzonder ook dat [verweerster] [eiseres] bij het project heeft betrokken, niet voldoende zijn om aan te nemen dat [verweerster], ingeval zij de voor het plaatsen van de zonneranda's vereiste aanpassingen ondeugdelijk heeft uitgevoerd en [eiseres] dientengevolge schade heeft geleden, op grond van art. 6:162 tot vergoeding daarvan gehouden is.
De onderdelen 3.1–3.4, die hierop gerichte klachten bevatten, zijn derhalve gegrond.