Uitspraak
bRv. te voldoen aan de Griffier.
9 januari 1998.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de verkoper, Wilhelmina Petronella Brok-van den Hout, voor een verborgen gebrek aan een rashond die zij verkocht aan Mark Huberts. De hond, een Basset Artesien Normand, werd op 13 oktober 1992 verkocht voor ƒ 900. Na de aankoop werd geconstateerd dat de hond leed aan heupdysplasie, een erfelijke aandoening. Huberts vorderde schadevergoeding van Brok, omdat hij stelde dat de hond niet voldeed aan de overeenkomst. De Kantonrechter te Tilburg wees de vordering af, maar in hoger beroep oordeelde de Rechtbank te Breda dat Brok tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat de hond niet geschikt was voor normaal gebruik.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting had door te stellen dat het enkele feit dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst voldeed, tot aansprakelijkheid van Brok leidde. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde ook dat het beroep van Brok op de schadebeperkingsplicht van Huberts niet voor het eerst in cassatie kon worden aangevoerd, omdat dit een feitelijk onderzoek vereiste. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toerekenbaarheid van gebreken bij schadevergoeding en de rol van de schadebeperkingsplicht in dergelijke gevallen.