ECLI:NL:HR:1998:AA8979

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 april 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33428
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Pos
  • W. Beukenhorst
  • M. Barendse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over inhouding loonbelasting en premies volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 mei 1997. De zaak betreft de inhouding van loonbelasting en premies volksverzekeringen over de maanden juli en augustus 1996, waarbij een bedrag van f 2.519,51 was ingehouden. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende tegen deze inhouding afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 29 april 1998 vastgesteld door vice-president A. Stoffer als voorzitter, samen met de raadsheren J. Pos en W. Beukenhorst, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier M. Barendse, en is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 33428
29 april 1998
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 mei 1997 betreffende de in de maanden juli en augustus 1996 van hem ingehouden loonbelasting/premies volksverzekeringen.
1. Inhouding, bezwaar en geding voor het Hof
Op in de maanden juli en augustus 1996 aan belanghebbende gedane betalingen zijn loonbelasting en premies volksverzekeringen ingehouden tot een bedrag van
f 2.519,51. Bij uitspraak van de Inspecteur is het tegen die inhouding gemaakte bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (HR 28 januari 1998, nr. 32732, V-N 1998/8.11, blz. 732).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 29 april 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse,en op die datum in het openbaar uitgesproken.