ECLI:NL:HR:1998:AA4751

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33929
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • Van Brunschot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Hof inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 16 december 1998 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatiezaak waarbij belanghebbende, aangeduid als X, in beroep ging tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betrof een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1990, waarbij een belastbaar inkomen van ƒ 836.144,-- was vastgesteld. Van dit bedrag was ƒ 760.000,-- belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, met een heffingsrente van ƒ 20.007,--. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur de beslissing, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.

Belanghebbende stelde vervolgens cassatie in en diende een middel van cassatie in. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad beoordeelde het middel van cassatie en oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien het middel geen rechtsvragen opriep die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft.

Uitspraak

Nr. 33929
16 december 1998
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uit-spraak van het Ge-rechtshof te Leeuwarden van 7 november 1997 be-tref-fende de hem voor het jaar 1990 opge-legde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aan-slag in de in-kom-sten-be-las-ting/premie volksverzekeringen op-ge-legd naar een belastbaar inkomen van ƒ 836.144,--, waarvan een bedrag van ƒ 760.000,-- belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 met een heffingsrente ten bedrage van ƒ 20.007,--, wel-ke aan-slag, na daar-te-gen ge-maakt bezwaar, bij uit-spraak van de In-spec-teur is gehandhaafd.
Be-lang-heb-ben-de is te-gen die uit-spraak in be-roep ge-ko-men bij het Hof, dat deze uit-spraak heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ´s Hofs uit-spraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog-schrift het cassatieberoep bestre-den.
3. Beoordeling van het middel van cas-sa-tie
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proces-kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administra-tieve recht-spraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier van Hooff, en in het openbaar uitgesproken.