ECLI:NL:HR:1998:AA4646

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. Bellaart
  • C. de Moor
  • J. van Brunschot
  • M. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en de beoordeling van vertrouwen gewekt door boekenonderzoek

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de fiscale eenheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 20 april 1994 tot en met 31 augustus 1995, bedroeg in totaal f 549.828,-- aan enkelvoudige belasting en een gelijk bedrag aan verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor wat betreft de verhoging, waarbij het Hof kwijtschelding van de verhoging heeft verleend tot 50 procent van het bedrag aan enkelvoudige belasting, maar de uitspraak voor het overige heeft bevestigd.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld en daarbij zes middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De zaak is toegelicht door mr. B. Emmerig, advocaat te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld, waarbij het eerste middel betrof de klacht dat het Hof ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van belanghebbende dat er rechtens te honoreren vertrouwen was gewekt dat naheffing achterwege zou blijven na het afsluiten van het boekenonderzoek over de jaren 1989 tot en met 1993.

De Hoge Raad oordeelt dat de klacht gegrond is, maar niet tot cassatie kan leiden. De feiten en omstandigheden die in het middel worden aangevoerd, zijn immers dezelfde als die in andere zaken die op dezelfde dag door de Hoge Raad zijn behandeld. In die zaken is geoordeeld dat er geen rechtens te honoreren vertrouwen is gewekt. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van Brunschot en Van Vliet, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 1998.

Uitspraak

Nr. 33302
16 december 1998
gewezen op het beroep in cassatie van de fiscale eenheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 april 1997 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 20 april 1994 tot en met 31 augustus 1995 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 549.828,-- aan enkelvoudige belasting en f 549.828,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd voorzover het betreft het besluit ten aanzien van de verhoging, kwijtschelding van de verhoging heeft verleend tot op 50 procent van het bedrag aan enkelvoudige belasting, en de uitspraak voor het overige heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij zes middelen van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door
mr B. Emmerig, advocaat te 's-Hertogenbosch.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie
3.1.1. Het eerste middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van belanghebbende volgens welke rechtens te honoreren vertrouwen is gewekt dat met het afsluiten van het boekenonderzoek over de jaren 1989 tot en met 1993 naheffing ter zake van feiten en omstandigheden die tijdens het boekenonderzoek bekend waren, althans bekend behoorden te zijn, achterwege zou blijven.
3.1.2. De klacht is gegrond, doch kan niet tot cassatie leiden. De feiten en omstandigheden, waarop het middel doelt, zijn immers dezelfde als die, welke het Hof heeft behandeld in de zaken, waarin heden door de Hoge Raad arrest is gewezen onder de nrs. 33300 en 33301. Nu in deze zaken is beslist dat door het onderzoek over de jaren 1989 tot en met 1993, wat de heffing van omzetbelasting betreft, bij belanghebbende niet het rechtens te honoreren vertrouwen is gewekt dat nadien gebleken feiten dienaangaande niet tot naheffing van omzetbelasting zouden leiden, is er geen grond in de onderhavige zaak anders te oordelen.
3.2. De middelen kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van Brunschot en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en in het openbaar uitgesproken.