ECLI:NL:HR:1998:AA2722

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34029
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. Bellaart
  • C. de Moor
  • J. van Brunschot
  • M. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afboeking bestemmingswijzigingswinst bij inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 11 december 1997 werd gedaan. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994, waarbij aan belanghebbende een aanslag werd opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 86.178,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.

In cassatie heeft belanghebbende een middel van cassatie voorgesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën het cassatieberoep bestreed. Het geschil in deze zaak betreft de vraag tot welk bedrag de bestemmingswijzigingswinst van f 9.960,--, behaald bij de verkoop van 996 m2 weidegrond in 1994, kan worden afgeboekt op de kostprijs van de in dat jaar aangekochte weidegrond van 5.54.25 ha. Belanghebbende stelde dat het volledige bedrag van f 9.960,-- kan worden afgeboekt, terwijl de Inspecteur slechts een afboeking van f 3.685,-- toestond.

Het Hof heeft vastgesteld dat het rendement van de gekochte grond gelijk is aan dat van de verkochte grond. Het Hof oordeelde dat het gedeelte dat méér is aangekocht dan 996 m2 een uitbreidingsinvestering is en niet kan worden aangemerkt als vervanging in de zin van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het middel van belanghebbende faalde, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 december 1997 betreffende de hem voor het jaar 1994 opge legde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opge legd naar een belastbaar inkomen van f 86.178,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep geko men bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen ´s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog schrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. Voor het Hof was tussen partijen in geschil tot welk bedrag de bij de verkoop van 996 m2 weidegrond in 1994 behaalde zogenoemde bestemmingswijzigingswinst, ten bedrage van f 9.960,--, op de voet van het bepaalde in artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kan worden afgeboekt op de kostprijs van de door belanghebbende in dat jaar gekochte 5.54.25 ha weidegrond. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat het volledige bedrag van f 9.960,-- op de kostprijs kan worden afgeboekt; de Inspecteur heeft een afboeking ten bedrage van f 3.685,-- toegestaan, aangezien naar zijn mening slechts 996 m2 van de aangekochte weidegrond als vervanging van de verkochte grond kan worden aangemerkt.
3.2. Het Hof heeft - in cassatie niet bestreden - vastgesteld dat het rendement als weiland van iedere vierkante meter van de gekochte grond gelijk is aan het rendement per vierkante meter van de verkochte grond. Hiervan uitgaande, heeft het Hof terecht geoordeeld dat hetgeen méér is aangekocht dan 996 m2 een uitbreidingsinvestering is en derhalve niet kan worden aangemerkt als een vervanging in de zin van genoemd artikel 14. Het middel, dat zich tegen dit oordeel keert, faalt derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 25 november 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van Brunschot en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff en op die datum in het openbaar uitgesproken.