ECLI:NL:HR:1998:AA2607
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Pos
- M. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot negatieve voorlopige aanslag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 2 oktober 1997 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994 heeft bevestigd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 35.646,--. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.
In het cassatiegeding heeft de Staatssecretaris van Financiën een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende met betrekking tot de negatieve voorlopige aanslag. De Hoge Raad stelt vast dat indien een negatieve voorlopige aanslag is opgelegd zonder dat de belastingplichtige aan de gestelde eisen heeft voldaan, dit de inspecteur niet ontneemt de bevoegdheid om een definitieve aanslag op te leggen. De Hoge Raad concludeert dat de inspecteur niet verplicht is om de definitieve aanslag op dezelfde wijze vast te stellen als de negatieve voorlopige aanslag, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn die de indruk wekken dat de negatieve voorlopige aanslag berustte op een uitdrukkelijke standpuntbepaling van de inspecteur.
In deze zaak blijkt uit de stukken dat belanghebbende geen feiten heeft aangevoerd die de indruk konden rechtvaardigen dat de verrekening van een te hoog bedrag aan loonbelasting bij de negatieve voorlopige aanslag op een dergelijke standpuntbepaling berustte. De Hoge Raad verwerpt daarom de klachten van belanghebbende en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 2 december 1998 vastgesteld en openbaar uitgesproken.