ECLI:NL:HR:1998:AA2559

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 augustus 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33930
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Van Brunschot
  • Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 14 november 1997. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij aan belanghebbende een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van nihil, vermeerderd met desinvesteringsbetalingen van f 21.074,--. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd en de desinvesteringsbetaling heeft vastgesteld op f 10.537,--.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij geen nadere motivering vereist is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 26 augustus 1998 vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen, als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 14 november 1997 betreffende de hem voor het jaar 1992 opge legde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opge legd naar een belastbaar inkomen van nihil, onder vermeerdering van de belasting met desinvesteringsbetalingen ten bedrage van f 21.074,--. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uit spraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep geko men bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en heeft bepaald dat de in de aanslag te begrijpen desinvesteringsbetaling wordt vastgesteld op f 10.537,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen ´s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog schrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechter lijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikke ling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 26 augustus 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen, als voorzitter en de raadsheren Van Brunschot en Meij in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en in het openbaar uitgesproken.