ECLI:NL:HR:1998:AA2514

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. Bellaart
  • M. van der Putt-Lauwers
  • J. van Brunschot
  • M. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 29 april 1997. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die was opgelegd aan belanghebbende, die aanvankelijk was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 181.791,-- voor het jaar 1990. Deze aanslag werd later verhoogd naar een belastbaar inkomen van f 859.775,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 100 procent, zonder mogelijkheid tot kwijtschelding. Na bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en de navorderingsaanslag.

De Staatssecretaris van Financiën stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep werd door belanghebbende verweer gevoerd. De Hoge Raad beoordeelde het middel van cassatie en concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen rechtsvragen opwierp die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad oordeelde verder over de proceskosten en besloot dat de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de gedingen in cassatie aan de zijde van belanghebbende moest worden veroordeeld, vastgesteld op f 4.260,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad werd op 13 mei 1998 gedaan door vice-president R.J.J. Jansen, samen met de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Van Vliet, en werd in het openbaar uitgesproken. Tevens werd er een recht geheven van f 315,-- van de Staatssecretaris van Financiën ter zake van dit beroep.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 1997 betreffen de na te melden aan X te Z opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 181.791,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 859.775,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 100 percent, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en de navorderingsaanslag heeft vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsont wikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie voor de onderhavige zaak en de daarmee samenhangende zaken onder nummers 33.373, 33.375, 33.376 en 33.377 redelijkerijs heeft moet maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de gedingen in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 4.260,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 13 mei 1998 vastgesteld door vice- president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroep een recht geheven van f 315,--.