ECLI:NL:HR:1998:AA2476

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • Van der Putt-Lauwers
  • Van Brunschot
  • Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake inkomstenbelasting 1991

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 1998 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 april 1997. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 1991. De oorspronkelijke aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 49.688,--, maar na bezwaar was deze door de Inspecteur verminderd tot f 38.934,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde.

De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatiegeding heeft belanghebbende het cassatieberoep bestreden. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende en zijn echtgenote in 1991 voldoende uren arbeid in de onderneming hadden verricht om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek en meewerkaftrek. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor het in cassatie niet kon worden bestreden.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht de aftrekken in mindering heeft toegelaten bij de berekening van het belastbare inkomen. Het cassatiemiddel van de Staatssecretaris kon derhalve niet leiden tot cassatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad beslist dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende moet vergoeden, vastgesteld op f 1.420,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en er is een recht geheven van f 315,-- op het beroep in cassatie.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 april 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1991 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opge legd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aan slag naar een belastbaar inkomen van f 49.688,--. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 38.934,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie Het Hof heeft geoordeeld dat in het leesportefeuillebedrijf in 1991 een omzet van f 541.696,28 en een winst van f 35.245,40 werd gerealiseerd, zodat het redelijk is voor belanghebbende zelfstandigenaftrek en meewerkaftrek in aanmerking te nemen. Dit oordeel moet aldus worden verstaan dat belanghebbende heeft aangetoond dat hij respectievelijk zijn echtgenote het voor de zelfstandigen- respectievelijk meewerkaftrek vereiste aantal uren in de onderneming arbeid heeft verricht. Dit oordeel is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden. Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof terecht bij de berekening van het belastbare inkomen vermelde aftrekken in mindering toegelaten. Het middel kan mitsdien niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1.420,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 25 maart 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroep in cassatie een recht geheven van f 315,--.