ECLI:NL:HR:1998:AA2412

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32890
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Fleers
  • Beukenhorst
  • Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 oktober 1996. Het Gerechtshof had eerder de Gemeente Hoorn veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende in verband met een beroepsprocedure over parkeergeld voor het jaar 1991. Belanghebbende heeft op 15 augustus 1996 verzocht om de Gemeente te veroordelen in de kosten van de behandeling van het beroep bij het Hof. Het Hof heeft de Gemeente veroordeeld tot een bedrag van f. 177,50 aan proceskosten.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep werd aangevoerd dat het Hof zonder mondelinge behandeling uitspraak had gedaan, terwijl daarvoor de schriftelijke toestemming van partijen vereist was volgens artikel 11b van de Wet. Het Hof heeft deze toestemming niet verkregen, wat betekent dat de uitspraak niet in stand kan blijven. Het cassatieberoep is gegrond verklaard, en de Hoge Raad heeft de zaak vernietigd en verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft ook beslist dat de Gemeente Hoorn de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden, en heeft het Hoofd van de afdeling Centrale financiële zaken van de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding, vastgesteld op f. 26,30 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de Gemeente aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en is gelast dat het Hoofd aan belanghebbende het griffierecht van f. 75,- vergoedt. Dit arrest is op 4 februari 1998 vastgesteld en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 oktober 1996 betreffende een verzoek ingevolge artikel 5aa, lid 3, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (hierna: de Wet).
1. 1. Geding voor het Hof 2. Tegelijk met de intrekking van het beroepschrift betreffende het door de gemeente Hoorn ten laste van belanghebbende over het jaar 1991 geheven parkeergeld heeft belanghebbende op 15 augustus 1996 verzocht de Gemeente te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof. 3. Het Hof heeft de Gemeente veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van f. 177,50. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
4. 2. Geding in cassatie 5. Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 6. Het hoofd van de afdeling Centrale financiële zaken van de Gemeente (hierna: het Hoofd) heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
7. 3. Beoordeling van de middelen 3.8. Zoals middel I terecht tot uitgangspunt neemt, is op de procedure voor het Hof, nu het niet om een mondeling gedaan verzoek gaat, ingevolge het bepaalde in artikel 5aa, lid 4, van de Wet onder meer van overeenkomstige toepassing artikel 11b van de Wet, voorschrijvende dat het hof slechts met schriftelijke toestemming van partijen zonder mondelinge behandeling uitspraak kan doen. 3.9. Het Hof heeft zonder mondelinge behandeling uitspraak gedaan, maar noch uit de gedingstukken noch uit 's Hofs uitspraak blijkt van de daarvoor vereiste toestemming, zodat er in cassatie van moet worden uitgegaan dat deze niet is verleend. 3.10. Middel I dat klaagt over schending van genoemd artikel 11b is derhalve gegrond. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling.
11. 4. Proceskosten 12. Het Hoofd zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 32.891 tot en met 32.943 wat deze kosten in cassatie betreft met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten fiscale procedures (hierna: het Besluit). De omstandigheid dat de belanghebbenden zich niet als groep tot hun gemeenschappelijke gemachtigde hebben gewend, staat aan dit oordeel niet in de weg. Het uitzonderlijk grote aantal samenhangende zaken vormt een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 2, lid 3 van het Besluit, welke rechtvaardigt in afwijking van de in de bijlage bij het Besluit voorgeschreven wegingsfactor voor 4 of meer samenhangende zaken de factor 4 toe te passen.
13. 5. Beslissing 14. De Hoge Raad: 15. - vernietigt de uitspraak van het Hof; 16. - verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 17. 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer; 18. - veroordeelt het Hoofd in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f. 26,30 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand; 19. - wijst de Gemeente aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; 20. - gelast dat door het Hoofd aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f. 75,-.
Dit arrest is op 4 februari 1998 vastgesteld door de raadsheer Fleers als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.