ECLI:NL:HR:1998:AA2404
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van Brunschot
- J. Meij
- A. van Vliet
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om het beroep in cassatie van Y tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 1997. Dit beroep betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. over de periode van 24 november 1987 tot en met 31 december 1991. De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 20, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dient het beroep in cassatie te worden ingesteld door middel van een beroepschrift, dat ondertekend moet zijn door de belanghebbende of diens gemachtigde. In dit geval heeft Y zich als gemachtigde van X B.V. gepresenteerd, maar er is geen bewijs van een machtiging tot het indienen van het beroepschrift in cassatie. De Griffier had Y op 13 maart 1997 de gelegenheid geboden om alsnog een machtiging in te zenden, maar Y heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor oordeelt de Hoge Raad dat Y niet-ontvankelijk is in het beroep.
Daarnaast behandelt de Hoge Raad de proceskosten. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad is dat Y niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep. Dit arrest is vastgesteld op 21 januari 1998 door de raadsheer A. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren J. Meij en A. van Vliet, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff. Het griffierecht dat door A Belastingadviseurs is betaald, wordt aan hen teruggegeven door de Griffier van de Hoge Raad.