ECLI:NL:HR:1998:AA2404

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33056
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. van Brunschot
  • J. Meij
  • A. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak gaat het om het beroep in cassatie van Y tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 1997. Dit beroep betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. over de periode van 24 november 1987 tot en met 31 december 1991. De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 20, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dient het beroep in cassatie te worden ingesteld door middel van een beroepschrift, dat ondertekend moet zijn door de belanghebbende of diens gemachtigde. In dit geval heeft Y zich als gemachtigde van X B.V. gepresenteerd, maar er is geen bewijs van een machtiging tot het indienen van het beroepschrift in cassatie. De Griffier had Y op 13 maart 1997 de gelegenheid geboden om alsnog een machtiging in te zenden, maar Y heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor oordeelt de Hoge Raad dat Y niet-ontvankelijk is in het beroep.

Daarnaast behandelt de Hoge Raad de proceskosten. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad is dat Y niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep. Dit arrest is vastgesteld op 21 januari 1998 door de raadsheer A. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren J. Meij en A. van Vliet, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff. Het griffierecht dat door A Belastingadviseurs is betaald, wordt aan hen teruggegeven door de Griffier van de Hoge Raad.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van Y te Q tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 1997 betreffende de aan de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z over het tijd vak 24 november 1987 tot en met 31 december 1991 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Ingevolge artikel 20, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken moet beroep in cassatie worden ingesteld door inzending van een beroepschrift, door belanghebbende of haar gemachtigde ondertekend. In het onderhavige beroepschrift heeft Y voornoemd zich als gemachtigde van X B.V. aangediend, doch van een machtiging tot het indienen van een beroepschrift in cassatie is niet gebleken. Van de hem bij aangetekende brief van de Griffier van 13 maart 1997 geboden gelegenheid alsnog zodanige machtiging in te zenden, heeft Y geen gebruik gemaakt. Mitsdien is Y niet-ontvankelijk in het beroep.
2. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in arti kel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3. Beslissing De Hoge Raad verklaart Y niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is op 21 januari 1998 vastgesteld door de raadsheer Van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren Meij en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het door A Belastingadviseurs te R via hun rekening- courant betaalde griffierecht wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan hen teruggegeven. De waarnemend-griffier,