ECLI:NL:HR:1998:AA2403

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33268
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • C. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De belanghebbende, X, had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 82.358,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. X ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verlaagde tot f 74.988,--. De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

In cassatie is vastgesteld dat X in 1994 een auto ter beschikking had van zijn werkgever, maar geen privé-gebruik van deze auto had opgegeven. De Inspecteur verhoogde de inkomsten van X met 20% van f 36.850,--, wat resulteerde in een verhoging van f 7.370,--. De rittenkaarten die X overlegde, vertoonden echter onregelmatigheden, zoals afrondingen op veelvouden van 5, en ontbraken adressen en routes. In een eerder onderzoek naar het autogebruik in 1992 had de Inspecteur de kilometeradministratie van X zonder verdere opmerkingen gevolgd.

Het Hof oordeelde dat X niet had aangetoond dat de auto in 1994 voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden was gebruikt. Het Hof vond dat X op basis van het eerdere onderzoek in 1992 erop mocht vertrouwen dat de Inspecteur de kilometeradministratie voor 1994 zou aanvaarden. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit oordeel onjuist was, omdat de Inspecteur had aangevoerd dat de kilometeradministratie voor 1994 grote afwijkingen vertoonde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug voor verder onderzoek naar de juistheid van de kilometeradministratie.

De Hoge Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en dat de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, werd vernietigd. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 maart 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 82.358,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd, en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 74.988,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Aan belanghebbende is door zijn werkgeefster in het onderhavige jaar (1994) in verband met het ver richten van arbeid een personenauto ter beschikking ge steld. Evenmin als in voorgaande jaren, heeft belang hebbende in 1994 een bedrag als bedoeld in artikel 42, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wegens privé-gebruik van deze auto tot zijn inkomsten uit ar beid gerekend. Te dier zake heeft de Inspecteur, na kennisneming van de door belanghebbende overgelegde rittenkaarten en brandstofbonnen, genoemde inkomsten voor het onderhavige jaar verhoogd met 20% van f 36.850,-- = f 7.370,--. De op die rittenkaarten vermelde kilometerstanden en afstanden zijn telkens veelvouden van 5; adressen en routes zijn niet vermeld. Voor het jaar 1992 is door de Inspecteur een onderzoek ingesteld naar belanghebbendes autogebruik, doch is de aangifte op dit punt - nadat de rittenkaarten en een ver klaring van belanghebbendes werkgeefster zijn overgelegd - zonder verder commentaar gevolgd. Ook op deze rittenkaarten zijn de kilometerstanden en afstanden telkens veelvouden van 5 en zijn geen adressen of routes vermeld. Belanghebbende heeft zich op het standpunt ge steld dat de uitkomst van dit onderzoek "hem voor het onderhavige jaar het vertrouwen heeft gegeven dat de Inspecteur de kilometeradministratie en daarmee de van hem verlangde bewijsvoering naar vorm en inhoud als juist en sluitend aanvaardde". 3.2. Het Hof, dat belanghebbende niet geslaagd acht in het bewijs dat de auto in 1994 voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, heeft geoordeeld dat belanghebbende aan voormelde gang van zaken betreffende het jaar 1992 het in rechte te beschermen vertrouwen mocht ontlenen dat de Inspecteur "onder gelijkgebleven omstandigheden" ook voor 1994 het stand punt zou innemen dat het op belanghebbende rustende bewijs door diens kilometeradministratie geleverd was. 3.3. Laatstvermeld oordeel wordt in het middel terecht als onjuist bestreden. Tussen partijen was voor het Hof niet in geschil dat het bij de telkens op een veelvoud van 5 uitkomende getallen die op de door belanghebbende overgelegde rittenkaarten voor 1992 waren vermeld in de kolommen "Stand km-teller" en "Aantal kilometers" steeds slechts ging om afrondingen. Ten aanzien van de op de rittenkaarten voor 1994 in de kolom "Aantal kilometers" vermelde getallen daarentegen heeft de Inspecteur voor het Hof aangevoerd dat uit een steekproef is gebleken dat die getallen grote afwijkingen vertonen ten opzichte van de werkelijkheid. Het Hof heeft in het midden gelaten of sprake is van dergelijke afwijkingen, zodat daarvan in cassatie veronderstellenderwijs moet worden uitgegaan. Bij dat uitgangspunt kan - anders dan het Hof heeft gedaan - niet worden gezegd dat belanghebbende aan de gang van zaken betreffende het jaar 1992 het vertrouwen mocht ontlenen dat de Inspecteur de door belanghebbende voor het jaar 1994 overgelegde kilometeradministratie als toereikend voor het door belanghebbende te leveren bewijs zou aanvaarden. 3.4. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek naar de juistheid van de door het Hof in het midden gelaten stelling van de Inspecteur. In dat verband zal belanghebbende hebben te bewijzen dat de door hem in de kolom "Aantal kilometers" vermelde afstanden slechts in zoverre van de werkelijke afstanden afwijken dat zij zijn afgerond op het naastgelegen veelvoud van 5.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht; - verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is op 21 januari 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door de raadsheer Zuurmond.
Door de Griffier van de Hoge Raad zal aan de Staatssecretaris van Financiën worden terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van f 150,--.