ECLI:NL:HR:1998:AA2393
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- Fleers
- Pos
- Beukenhorst
- Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag in het recht van successie en gemeenschappelijk hoofdverblijf
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een aanslag in het recht van successie. De belanghebbende ontving een aanslag van f. 7.827,- naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van haar broer, A, die op 2 januari 1994 overleed. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur deze, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door de belanghebbende zijn ingediend. Het Hof had geoordeeld dat er geen sprake was van een gemeenschappelijk hoofdverblijf van de belanghebbende en de erflater. Dit oordeel houdt in dat de woning te Q en die te S niet als gemeenschappelijk hoofdverblijf konden worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft overwogen dat de wetgever ervan uitgaat dat bij afwezigheid van een gemeenschappelijk hoofdverblijf ook geen gemeenschappelijke huishouding kan worden aangenomen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De Hoge Raad concludeert dat er in dit geval geen grond is voor een ander oordeel en dat de belanghebbende geen recht heeft op de samenwonersvrijstelling.
De Hoge Raad wijst erop dat de in cassatie aangevoerde stelling over de inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente S niet kan worden onderzocht, omdat dit een feitelijke kwestie betreft. De middelen van de belanghebbende kunnen derhalve niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is vastgesteld door vice-president Stoffer en de raadsheren Fleers, Pos, Beukenhorst en Monné, en openbaar uitgesproken op 28 januari 1998.