ECLI:NL:HR:1998:AA2390
Hoge Raad
- Cassatie
- Pos
- Beukenhorst
- Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over inhouding loonbelasting en premies volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 13 september 1996 werd gedaan. De zaak betreft de inhouding van loonbelasting en premies volksverzekeringen die in juni 1995 van belanghebbende zijn ingehouden, tot een totaalbedrag van f 2.295,09. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze inhouding, maar de Inspecteur heeft dit bezwaar afgewezen. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
Na de uitspraak van het Hof heeft de belanghebbende cassatie ingesteld en een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 15 april 1998 het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld door raadsheer Pos als voorzitter, samen met raadsheren Beukenhorst en Monné, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier Barendse.