ECLI:NL:HR:1998:AA2390

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32694
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Pos
  • Beukenhorst
  • Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over inhouding loonbelasting en premies volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 13 september 1996 werd gedaan. De zaak betreft de inhouding van loonbelasting en premies volksverzekeringen die in juni 1995 van belanghebbende zijn ingehouden, tot een totaalbedrag van f 2.295,09. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze inhouding, maar de Inspecteur heeft dit bezwaar afgewezen. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.

Na de uitspraak van het Hof heeft de belanghebbende cassatie ingesteld en een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 15 april 1998 het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld door raadsheer Pos als voorzitter, samen met raadsheren Beukenhorst en Monné, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier Barendse.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 13 september 1996 betreffende de in de maand juni 1995 van hem ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Inhouding, bezwaar en geding voor het Hof Op in juni 1995 aan belanghebbende gedane betalingen zijn loonbelasting en premies volksverzekeringen ingehouden tot een bedrag van f 2.295,09. Het tegen deze inhouding gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoog schrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 28 januari 1998, nr. 32732, V-N 12 februari 1998, blz. 732, punt 11).
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 15 april 1998 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.