ECLI:NL:HR:1998:AA2384
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- C. Meij
- Rechtspraak.nl
Cassatie over inkomstenbelasting en stakingsfaciliteiten voor dierenarts
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 1998 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van een dierenarts, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij de belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 125.530,-- had. Na bezwaar tegen de aanslag, die door de Inspecteur werd gehandhaafd, ging de belanghebbende in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
De belanghebbende had zijn praktijk in Z en had in oktober 1992 een nieuw woon/praktijkpand betrokken. Hij had zich schriftelijk verbonden om zijn praktijk aan de b-straat te staken en zijn patiëntenbestand over te dragen aan een andere dierenarts, B, voor een bedrag van ƒ 50.000,--. Dit bedrag werd door de belanghebbende in mindering gebracht op de aanschaffingsprijs van het nieuwe praktijkgedeelte. Het Hof oordeelde echter dat de vervangingsreserve niet kon worden toegepast, omdat het praktijkgedeelte een andere functie vervulde dan het overgedragen patiëntenbestand.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de stakingsfaciliteiten niet konden worden toegepast op het ontvangen bedrag van B, aangezien de onderneming economisch gezien dezelfde was gebleven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, met uitzondering van de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.